Tegenwoordig komt het steeds vaker voor dat een cloudprovider door een curator wordt gedwongen om zijn dienstverlening voort te zetten na faillissement van een klant van de cloudprovider. In een recente casus werd bepaald, welke rechten een cloudprovider in dit soort gevallen heeft.
In de casus Free Record Shop vs CTAC (cloudprovider) maakt Free Record Shop gebruik van de clouddiensten van CTAC. Zoals bekend is Free Record Shop failliet gegaan, en op moment van faillissement had CTAC nog een openstaande vordering staan bij Free Record Shop van meer dan € 400.000. CTAC deed daarop een beroep op zijn recht op beëindiging van het contract. Dit recht was expliciet opgenomen in de overeenkomst.
De curatoren dwongen CTAC vervolgens via een kort geding om de geleverde diensten voort te zetten. De kortgedingrechter keek bij zijn beoordeling naar de belangen van de faillissementsboedel en van CTAC. De dienstverlening is essentieel is voor Free Record Shop. De rechter vindt daarom dat CTAC de dienstverlening, in ieder geval tijdelijk, moet voortzetten. De curatoren moeten CTAC voor het voortzetten wel betalen.
CTAC zet de dienstverlening voort en start vervolgens een bodemprocedure. CTAC stelt dat de overeenkomst, door de eis van tijdelijke voortzetting van de overeenkomst, in feite gestand is gedaan op basis van artikel 37 Faillissementswet. Dat artikel luidt als volgt:
CTAC stelt dat de gehele openstaande vordering een boedelvordering is geworden, waardoor deze een voorrangspositie heeft. De rechter oordeelt:
In het onderhavige geval heeft de voorzieningenrechter Ctac onder voorwaarden die waarborgen dat rekening wordt gehouden met de gerechtvaardigde belangen van Ctac verplicht om tijdelijk (gedurende de afkoelingsperiode) te blijven presteren. Hetgeen hiervoor is overwogen rechtvaardigt om aan te nemen dat Curatoren daarmee niet geacht kunnen worden de overeenkomst gestand te hebben gedaan in de zin van artikel 37 Fw. De curator is weliswaar gehouden zich binnen een daartoe door de wederpartij gestelde redelijke termijn uit te laten over de vraag of hij bereid is de overeenkomst gestand te doen, maar bij bepaling van de lengte van de minimaal aan de curator te gunnen redelijke termijn zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Tot die omstandigheden behoort de vraag of de dwangcrediteur door hantering van een wat langere termijn nadeel ondervindt, alsmede de betrokken belangen van de boedel. Gelet op de hiervoor besproken wederzijdse belangen van Ctac en de boedel was die termijn in het onderhavige geval niet verstreken in de periode dat Ctac de dienstverlening tijdens de afkoelingsperiode (gedwongen) voortzette. Derhalve kan niet worden aangenomen dat door de tijdelijke voortzetting van de overeenkomsten Curatoren die overeenkomsten gestand hebben gedaan in de zin van artikel 37 Fw. Nu ook daarna geen keuze voor nakoming is gemaakt, is de conclusie dat artikel 37 Fw niet van toepassing is.
De conclusie van deze casus is, dat een cloudprovider gedwongen kan worden om zijn dienstverlening voort te zetten in geval van faillissement van een klant. Uit de rechtspraak blijkt wel dat hij dan recht heeft op een vergoeding. Die vergoeding is echter alleen voor de periode na faillissement waarin de dienstverlening wordt voortgezet. De vergoedingen die de failliete klant verschuldigd is voor faillissement, zijn gewoon aan te merken als concurrente vordering.
Overigens geeft het Wetsvoorstel versterking positie curator, zoals de naam al doet vermoeden, nog meer ruimte aan de curator.
Wilt u meer weten over dit onderwerp, neem dan contact op met de IT-juristen van Software Borg.