In een recente uitspraak van het Hof in Amsterdam is maar weer eens gebleken hoe belangrijk het kan zijn om goede schriftelijke afspraken te maken met ontwikkelaars ten aanzien van de auteursrechten op software.
In deze casus stelt de appellante dat zij auteursrechthebbende is op business intelligence software. Zij vindt dat de geïntimideerde inbreuk maakt op haar rechten met haar software die met de BI-software van appellante vergelijkbaar is. De appellante stelt daarnaast, dat de geïntimideerde onrechtmatig handelt, omdat geïntimideerde in haar opinie werknemers en klanten aftroggelt van appellante. Bij geïntimideerde zijn tevens oud-medewerkers van appellante betrokken (in deze zaak geïntimeerde 4 en 6). De BI-software is destijds ontwikkeld door geïntimeerde 6.
Geïntimideerde stelt op haar beurt o.a. dat er in het geheel geen sprake is van auteursrecht op de BI-software. En mocht er wel sprake zijn van auteursrecht, dan zou dit moet liggen bij geïntimeerde 6, en niet bij appellante.
Het Hof verwijst in eerste instantie naar het arrest van het Europese Hof van Justitie “SAS/World Programming”, waaruit zij in dit kader concludeert dat het voldoende aannemelijk is dat de BI-software een oorspronkelijk werk is in de zin van de Auteurswet. Dit betekent op de BI-software auteursrechten rusten.
Tussen appellante en geïntimideerde is discussie over de vraag aan wie die auteursrechten toekomen.
Appellante beroept zich op het werkgeversauteursrecht (artikel 7 Auteurswet). Dit artikel bepaalt dat de auteursrechten op de werken die door een werknemer in dienstverband worden vervaardigd, toekomen aan de werkgever. Het beroep gaat echter niet op, omdat geïntimeerde 6 niet in dienst was van appellante tijdens de ontwikkeling. Er was namelijk sprake van een managementovereenkomst, welke volgens het Hof geen dienstverband inhoudt.
Appellante beroept zich echter ook op artikel 8 van de auteurswet, waarin een bewijsvermoeden is opgenomen:
Artikel 8 Auteurswet
Indien eene openbare instelling, eene vereeniging, stichting of vennootschap, een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij eenig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, wordt zij, tenzij bewezen wordt, dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was, als de maker van dat werk aangemerkt.
De persoon die een werk als eerste openbaar maakt onder haar eigen naam, wordt op grond van dit artikel vermoed de houder van de auteursrechten te zijn.
Volgens het Hof blijkt uit het partijdebat, dat de BI-software steeds op de markt is gebracht onder de naam van appellante, zonder dat daarbij geïntimeerde 6 als maker is genoemd. Op basis van artikel 8 van de Auteurswet vloeit daaruit voort, dat de auteursrechten bij appellante berusten.
Het Hof verwijst de zaak voorts naar de rol voor aktewisseling inzake de vergelijking tussen de BI-software en de software van geïntimideerde. Volgens het Hof is praktisch, dat een kopie van de broncode van de BI-software en van de software van geïntimideerde aan een deurwaarder ter beschikking wordt gesteld, die een IT deskundige kan inschakelen, die vervolgens kan rapporteren over de eventuele overeenkomsten tussen beide broncodes. Daarmee kan worden vastgesteld of door geïntimideerde inbreuk is gemaakt op het auteursrecht van appellante.
Indien u dit soort situaties wilt voorkomen, zorg dan voor deugdelijke schriftelijke afspraken. Ook kunnen wij ondersteunen als u vermoedt dat er auteursrechtinbreuk wordt gemaakt op uw software. We schakelen hiervoor onze IT-deskundigen in, die beschikken over speciale vergelijkingssoftware. Bij de Software Borg regeling worden dergelijke risico’s tevens vooraf geïnventariseerd tijdens het titelonderzoek.